De Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen bevindt zich in twee vestigingen in Düsseldorf. Museum K20 aan de Grabbeplatz en Museum K21 in het Ständehaus.
De geschiedenis van de Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen begon in 1960 met de aankoop van 88 werken van Paul Klee door de deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen. Deze schilderijen vormen de basis van de kunstcollectie, die in 1961 als "Stiftung Kunstsammlung Nordrhein-Westfalen" verder ging. Aanvankelijk was de collectie ondergebracht in Schloss Jägerhof, maar door de geringe tentoonstellingsoppervlakte begon de voorbereiding voor een nieuw gebouw al snel. In 1975 werd na een selectie het ontwerp van het Deense architectenbureau Dissing+Weitling uitgekozen. Op 14 maart 1985 werd de nieuwbouw aan de Grabbeplatz geopend direct tegenover de Kunsthalle und Düsseldorfer Kunstverein. Het gebouw valt op door zijn gebogen gevel van zwart, gepolijst syeniet.
Na de uitbreiding van het museum (2002) in het Ständehaus, werd het museum omgedoopt in K20, wat staat voor "Kunst des 20. Jahrhunderts" (Kunst van de twintigste eeuw) en daarmee de doelstelling van het museum weergevend.
Het zwaartepunt van de collectie ligt bij de Klassiek-Moderne
kunst.
De kunst van de periode voor 1945 omvat het Fauvisme, het
Expressionisme, de Pittura Metafisica, het Kubisme, "Der blaue
Reiter" , het Dadaïsme en het Surrealisme. De collectie werken van
Paul Klee is uitgegroeid tot bijna 100 werken.
De kunst van de periode na 1945 wordt vooral getoond middels de Amerikaanse schilders Jackson Pollock, Mark Rothko, Robert Rauschenberg en Andy Warhol. De Europese kunst wordt vertegenwoordigd door Markus Lüpertz, Per Kirkeby, Gerhard Richter en Joseph Beuys. Van de laatste wordt het werk Palazzo Regale nog aangevuld met 60 andere werken, die voor een langdurige bruikleen van de kunstverzamelaar Günter Ulbricht uit Düsseldorf aan het museum zijn afgestaan.
Sinds 1989 nodigt de Kunstsammlung NRW min of meer regelmatig een kunstenaar uit een nieuw werk te creëren voor de grote expositieruimte. De kunstenaars Dani Karavan, Richard Serra, Richard Long en Daniel Buren hebben hieraan inmiddels deelgenomen.
Het museum werd op 27 april 2008 wegens noodzakelijke renoveringswerken voor een periode van anderhalf jaar gesloten. Bovendien wordt het museum in deze periode verrijkt met een nieuwe vleugel ontworpen door de architect van K20, het Deense bureau Dissing+Weitling.
Het Museum im Ständehaus werd op 18 april 2002, naar analogie van K20, omgedoopt in K21 en door de toenmalige bondspresident Johannes Rau geopend. K21 staat voor Moderne en hedendaagse kunst van de late twintigste eeuw en de eenentwintigste eeuw.
Het Ständehaus werd gebouwd in de late negentiende eeuw. Het diende lange tijd als zetel van de Pruisische Provinziallandtag en was van 1949 tot 1988 de regeringszetel van de deelstaat Noordrijn-Westfalen. Na de verhuizing van de Landtag stond het Ständehaus 14 jaar leeg. De drie jaar durende verbouwing werd gerealiseerd door de architect Uwe Kiessler uit München. Naar plan, bleef het gebouw met de oorspronkelijke gevel behouden, doch werd het interieur geheel gesloopt. Wel bleef het historische trappenhuis behouden, waarboven een koepeldak uit staal en glas is gebouwd, die het daglicht toelaat in het gehele gebouw tot aan de foyer. Onder de koepel worden grote sculptures tentoongesteld.
Het museum K21 toont internationale kunst van na 1980. Tot de verzameling behoren belangrijke werken van Marcel Broodthaers en Nam June Paik. In de beginperiode verwierf het museum de eerste werken in de nieuwe collectie hedendaagse kunst, waaronder fotografisch werk van Andreas Gursky, Candida Höfer, Thomas Ruff, Thomas Struth en Jeff Wall, alsmede een videoinstallatie van Eija-Liisa Athila en een sculptuur van Thomas Schütte.
In 2004 werd de collectie van het museum uitgebreid met de Sammlung Ackermann. Daartoe behoren meer dan 100 werken van kunstenaars als Katharina Fritsch, Robert Gober, Paul McCarthy, Reinhard Mucha, Thomas Ruff, Thomas Schütte, Jeff Wall en Franz West.
Daarnaast behoren tot de museumcollectie nog kunstwerken van Christian Boltanski, Tony Cragg, Richard Deacon, Thomas Demand, Fischli & Weiss, Georg Herold, Thomas Hirschhorn, Ilya Kabakov, Imi Knoebel, Juan Muñoz, Tony Oursler, Sigmar Polke, Martin Kippenberger, Bill Viola en Rachel Whiteread.
Bijzonder trots is het museum op de verzameling werken, die gerekend kunnen worden tot de kunststroming Arte Povera: Jannis Kounellis, Mario Merz en Michelangelo Pistoletto. Deze werken sluiten perfect aan bij het werk van Broodthaer, Paik en vroegere kunststromingen en completeren zo het museumprogramma van K20.