De Vasa (spreek uit als Wasa) is een Zweeds oorlogsschip dat op 10 augustus 1628 op haar eerste tocht zonk in de haven van Stockholm. Het schip is in 1961 geborgen en geconserveerd. Het is te bezichtigen in het Vasamuseum.
Koning Gustaaf II Adolf gaf in 1625 opdracht een viertal oorlogsschepen te bouwen, waaronder de driemaster Vasa. De Vasa had 64 kanonnen aan boord, verdeeld over twee dekken, was 62 m lang, 11,50 m breed en 50 m hoog. Het schip was gebouwd voor een bemanning van 435 personen en woog 1200 ton.
Op 10 augustus 1628 voer de Vasa vanaf het Stockholmse Driekronenpaleis in de richting van de havenmond, toen een windvlaag haar slagzij deed maken. Het schip herstelde zich, maar door een tweede windvlaag kwam het, na slechts 1300 m gevaren te hebben, zo schuin te liggen dat het water de geopende geschutspoorten binnenstroomde. De Vasa liep vol water en zonk 30 m naar de bodem van de haven, ter hoogte van Beckholmen op het eiland Djurgården. De meeste van de circa 150 opvarenden konden zwemmend de kant bereiken en ongeveer 30 tot 50 personen verdronken.
Omdat de masten boven water uitstaken, werden ze vrij snel afgezaagd. Ook 61 van de 64 kanonnen werden al in de 17e eeuw geborgen, met behulp van een duikerklok. Berging was niet mogelijk en gedurende ruim drie eeuwen lag het schip ongestoord op de bodem van de haven van Stockholm. Pas in de jaren vijftig van de 20e eeuw werd het wrak van de Vasa opnieuw gevonden, door de Zweedse particuliere wrakkenonderzoeker Anders Franzén, die besefte dat de in zout water levende houtetende scheepsworm Teredo navalis in het brakke (niet zoute) water van de Oostzee niet voorkwam, zodat de kans groot was dat de Vasa nog kon worden geborgen. Met behulp van een zelfgemaakt peillood wist hij het schip te lokaliseren. In een gezamenlijke operatie van de Zweedse marine en een bergingsbedrijf werd de Vasa geborgen door zes kabels onder het schip door te trekken en het in 16 stadia op te takelen. Op 24 april 1961 kwam de Vasa boven water.
De Vasa is geconserveerd door het hout over een periode van 17 jaar te behandelen met polyethyleenglycol. Uit het wrak van het schip werd samen met 14.000 naast en in het schip gevonden houten voorwerpen, waaronder 700 beelden, de Vasa volledig gereconstrueerd. Na een verblijf in een tot tijdelijk museum omgebouwde droogdok wordt de Vasa sinds 1990 tentoongesteld in het Vasamuseum (Vasamuseet) op Djurgården. Dit museum is het drukstbezochte museum van Scandinavië. De basis is een ongebruikte sluis, waar de Vasa op eigen kiel in is gevaren en daarna drooggezet. Het gebouw is er daarna omheen opgetrokken.
Niet alleen het houtwerk is goed geconserveerd; ook een zestal zeilen die tijdens de reis opgeborgen lagen in kisten, zijn bewaard gebleven.
Onderzoek heeft uitgewezen dat het schip slagzij maakte doordat het topzwaar was: in opdracht van de koning was het schip verlengd om meer kanonnen te kunnen plaatsen, maar de onderzijde van het schip was niet breed genoeg om dit met extra ballast te kunnen compenseren en voldoende stabiliteit te verkrijgen. Bovendien werd het bovenste geschutdek, dat voor een lichter kaliber was ontworpen, voorzien van dezelfde 24-ponders (24 pond is het gewicht van de kogel) als het onderste. De Nederlandse scheepsbouwer Henrik Hybertsson, die de leiding had over de bouw, was inmiddels overleden en zijn minder ervaren opvolger voerde de wijzigingen door. Een stabiliteitstest, waarbij 30 soldaten van het ene boord naar het andere renden, werd afgebroken toen het schip te sterk opzij helde. Desondanks besloot admiraal Klas Fleming het schip in de vaart te nemen.