De Traunsee (of Gmundner See) is het diepste meer in Oostenrijk, met een diepte van 191 meter. Het is gelegen in Opper-Oostenrijk. Op de Attersee na is de Traunsee het grootste meer in Opper-Oostenrijk.
Het landschap van het Traunsee-gebied is zeer divers: de oostelijke oever van het meer is erg steil en ontoegankelijk. De westelijke oever wordt gekenmerkt door uitgestrekte weilanden en een middengebergte. De matig tot sterk beboste bergen van het middengebergte behoren tot de Flyschzone en zijn 700 tot 1100 meter hoog. In het zuidwesten is het Höllengebirge. In het zuidoosten is het Totes Gebirge. Met een lengte van 12 en een breedte van 3 km heeft het meer een oppervlakte van ongeveer 24,4 km². De rivier de Traun stroomt in het zuiden bij Ebensee de Traunsee in en gaat verder in het noorden in de buurt van Gmunden.
De Romeinen noemde het meer Lacus Felix (het geluksmeer). De Traunsee werd voor het eerst vermeld in een document uit 909 als Trunseo. Op 8 mei 1945, de laatste dag van de Tweede Wereldoorlog stortte een P-47 Thunderbolt neer in de Traunsee. Het was het laatste vliegtuig die de Amerikaanse luchtmacht had verloren in de oorlog. Het vliegtuig, Dottie Mae, werd in 2006 geborgen en wordt in de Verenigde Staten gerestaureerd.
De Traunsee is grotendeels oligotroof en heeft dus helder water. Zelfs op een diepte van 60 meter kan fotosynthetische activiteit worden aangetoond. De onderste waterlaag is echter door industriële lozingen zout en ondoorzichtiger dan de bovenste lagen. De gemiddelde watertemperatuur in augustus is 19 graden.
Onder de zoetwatervissen die in het meer voorkomen zijn baars, elrits, snoek, paling en diverse houtingsoorten waaronder "Riedling" (Coregonus danneri) een soort (of ondersoort) die alleen in dit meer voorkomt. Ook leven er veel watervogels en een groot aantal ongewervelde diersoorten (macrofauna).