Staatsoper Unter den Linden is een vooraanstaand Duits operagezelschap. Het is ook de naam van het operagebouw dat op de boulevard Unter den Linden in Berlijn staat.
Frederik II van Pruisen gaf opdracht om het oorspronkelijke gebouw neer te zetten, en de werkzaamheden begonnen in juli 1741 met wat oorspronkelijk bedoeld was als het eerste gedeelte van een "Forum Fredericianum". Hoewel nog niet gereed werd de Hofoper op 7 december 1742 ingewijd met de uitvoering van Carl Heinrich Grauns Cleopatra e Cesare. Het was het begin van een succesvolle samenwerking van ruim 250 jaar tussen de Staatsoper en de Staatskapelle Berlijn, het staatsorkest, waarvan de geschiedenis teruggaat tot de 16e eeuw.
In 1842 stelde Gottfried Wilhelm Taubert de traditie in om regelmatig symphonische concerten te gaan houden. In datzelfde jaar volgde Giacomo Meyerbeer Gaspare Spontini op als chefdirigent. Felix Mendelssohn gaf er een jaar lang symfonische concerten.
Op 18 augustus 1843 ging de opera Unter den Linden in vlammen op. Onder leiding van de architect Carl Ferdinand Langhans werd onmiddellijk begonnen met de bouw van een nieuwe operazaal; de deuren van de nieuwe zaal werden al in het najaar geopend met de uitvoering van Meyerbeer's Ein Feldlager in Schlesien.
In 1821 bracht de Berlijnse Opera de première van Weber's Der Freischütz. In 1849 volgde de première van Otto Nicolai's Die lustigen Weiber von Windsor, gedirigeerd door de componist zelf.
Aan het einde van de 19e eeuw, en het begin van de 20e eeuw wist de Berlijnse opera veel uitstekende dirigenten aan te trekken, zoals Felix von Weingartner, Karl Muck, Richard Strauss, en Leo Blech.
Na het ineenvallen van het Duitse Keizerrijk in 1918 kreeg de opera de nieuwe naam Staatsoper unter den Linden en de Königliche Kapelle werd Kapelle der Staatsoper.
In de jaren twintig bezette achtereenvolgens Wilhelm
Furtwängler, Erich Kleiber, Otto Klemperer, Alexander von Zemlinsky
en Bruno Walter de positie van chefdirigent. In 1925 werd de
première van Alban Berg's Wozzeck door Erich Kleiber
uitgevoerd in het bijzijn van de componist.
Na een grondige renovatie heropende de Linden-Opera in april 1928
haar deuren met een nieuwe productie van Die Zauberflöte. In
datzelfde jaren traden er ook de beroemde Russische bas
Feodor Chaliapin en de Ballets Russes van Serge Diaghilev op. In
1930 dirigeerde Erich Kleiber de première van Darius Milhaud's
Christoph Columbus. Toen in 1934 de symfonische stukken uit
Alban Berg's Lulu werden uitgevoerd, was er veel protest uit
Nationaalsocialistische kringen, en werd Erich Kleiber gedwongen in
ballingschap te gaan.
Nadat Hitler's Nazi’s de controle overgenomen hadden kregen de
Joodse leden van het gezelschap gedwongen ontslag. Veel Duitse
musici, waaronder de dirigenten Otto Klemperer en Fritz Busch
moesten in ballingschap vluchtten. Tijdens het Derde Rijk waren
Robert Heger, Herbert von Karajan (1939-1945) en Johannes Schüler
de "Staatskapellmeisters" van de Lindenoper.
Op 3 februari 1945 werd de Lindenoper opnieuw vernield.
De tweede keer dat de opera herbouwd werd duurde dit aanzienlijk langer dan de eerste keer. Pas in 1949 kon het operagezelschap in het gebouw terugkeren, en de uiteindelijke oplevering kwam pas in 1955. De heropening werd gevierd met Wagner's Die Meistersinger von Nürnberg.
Nadat in 1961 de Berlijnse Muur gebouwd was kwam de Linden-Opera wat geïsoleerd te staan. Niettemin bleef men er een uitgebreid repertoire voeren dat de gehele periode van de klassieke en romantische periode bestreek, maar ook hedendaagse balletten en opera’s omvatte.
Na de val van de Muur en de hereniging maakte de Linden-Opera wederom deel uit van de westerse operawereld. Opera uit het barok tijdperk stond in het middelpunt van de belangstelling met Cleopatra e Cesare, Croesus, L'Opera seria en Griselda. Deze werken werden uitgevoerd onder leiding van de Belgische dirigent René Jacobs in samenwerking met de Akademie für Alte Musik Berlin en het Freiburger Barockorchester. In de jaren negentig kreeg de opera officieel haar naam "Staatsoper Unter den Linden" terug.
In 1992 werd de Argentijns-Israëlische dirigent Daniel Barenboim benoemd als Muzikaal Directeur. Tijdens de Festtage in 2002 dirigeerde hij een Wagner cyclus in tien delen, een productie die totstandkwam in samenwerking met regisseur Harry Kupfer.
|
|