Salvador of Salvador da Bahia (volledige naam: São Salvador da Bahia de Todos os Santos, in het Nederlands "Heilige verlosser van de Allerheiligenbaai") is een stad gelegen in het noordoosten van Brazilië aan de Atlantische Oceaan. Ze is de hoofdstad van de deelstaat Bahia. De gangbare naam voor de stad in de spreektaal is 'Salvador', hoewel in oude documenten soms gesproken wordt van 'Bahia'.
}} |- |Шаблон:Infobox werelderfgoed cultuur |} Salvador telt 2.640.000 inwoners (volgens de volkstelling van het IBGE in juli 2004) en is qua inwonertal de derde stad van Brazilië, na São Paulo en Rio de Janeiro. Salvador was tot 1763 de hoofdstad van Brazilië. De stad dankt zijn naam aan het feit dat de Portugezen de baai binnenvoeren op de dag van Allerheiligen in 1501. Deze baai wordt dan ook de Allerheiligenbaai (of Bahia de Todos os Santos) genoemd. De eerste nederzetting werd gebouwd op een steile heuvel die uitkijkt over de baai met zijn haven. Deze locatie werd uitgekozen vanwege de goede verdedigbaarheid, omdat de stad in de beginperiode veel te maken had met aanvallen van indianen en Europese concurrenten. Salvador is meerdere malen vanuit Recife aangevallen door de Nederlanders, die tussen 1624-1625 en 1646-1647 de stad kortstondig bezetten. De historische bovenstad behoort sinds 1985 tot de werelderfgoedlijst van de UNESCO.
De ontwikkeling van Salvador is sterk beïnvloed door het grote aantal slaven die vanuit Afrika in Salvador aankwamen om te werk gesteld te worden op de vele plantages en suikermolens (engenhos) die de stad omringden. De overgrote meerderheid van de huidige bevolking van Salvador bestaat uit mulatten en negers die afstammen van de aanzienlijke slavenpopulatie van destijds. Op het centrale plein Praça do Pelourinho ("Plein van de Schandpaal") werden opstandige slaven gestraft.
Aan de Afrikaanse cultuur is onder andere ook de Candomblé ontleend, een godsdienstig ritueel dat vaak -ten onrechte- met voodoo vergeleken wordt. Daar dit ritueel ook clandestien was in de slaventijd, paste men de oorspronkelijke Afrikaanse godsdienst(en) aan de Rooms-Katholieke Kerk aan. De Afrikaanse goden werden door Rooms-Katholieke heiligen vervangen. Vele diepgelovige katholieken doen echter ook aan Candomblé, hoewel de kerk er eigenlijk nog steeds niet veel van wil weten.
Een culinaire specialiteit van Salvador is de acarajé. Dit is een "bal" gemaakt van ontvelde bonen (feijão fradinho) die in hete palmolie (dendê) gebakken wordt. Ze worden puur gegeten of ze worden opengesneden en er worden gedroogde/gerookte garnalen, salade en vatapá op gedaan. De dendê-olie kan bij westerlingen soms dagenlange darmstoornissen veroorzaken.
Ook de moqueca's zijn erg beroemd. Meestal zijn ze van zeebanket gemaakt. Het zijn grote schotels, een soort vissoep met vis, garnalen, krab, inktvis, schelpdieren enz. Verder zitten er kruiden, tomaat en wat kokosmelk in. De echte moqueca wordt ook met die palmolie klaargemaakt. Een ensopada is hetzelfde, maar bereid zonder dendê-olie. Het wordt opgediend met farofa (gebakken maniok/cassavemeel), salades, witte rijst en vaak die bonen (feijão fradinho).
Bekend van Salvador en Bahia is verder de capoeira. Dit is een van oorsprong Afrikaanse vechtsport die door de slaven is geïmporteerd, maar door de gewelddadige aard van de sport is deze verboden geweest tijdens het bewind van de president/dictator Getulio Vargas (1934-1945 en 1951-1954). Nu wordt deze sport echter weer uitgevoerd, vooral als een dans.
Het internationale vliegveld van Salvador heeft de IATA-code SSA, afgeleid van São Salvador.