De Reichsparteitagsgelände was een in het zuidoosten van Neurenberg gelegen manifestatieterrein waar de NSDAP haar 'partijdagen' hield. Dit waren meerdaagse propagandistische manifestaties waar de nazi's zich etaleerden met grote optochten van partijleden, toespraken van Adolf Hitler en andere nazibonzen, en sportmanifestaties.
Vóór 1933, het jaar waarin de nazi's aan de macht kwamen in Duitsland, was het gebied een ontspanningsterrein voor de bewoners van Neurenberg, waar gelegenheid was om te sporten, wandelen en picknicken. Ook was er de dierentuin van Neurenberg gevestigd, een stadion en stond er een vuurtoren. Wegens de goede verbindingen met het nationale wegennet en het spoorwegnet werden er vaak regionale en landelijke evenementen gehouden. Ook de nazi's gebruikten wegens deze redenen, en ook historische, het terrein voor hun partijdagen in 1927, 1929 en 1930.
Na de 'Machtergreifung' werd het terrein groots onderhanden genomen door Hitlers architecten: Ludwig en Franz Ruff en Albert Speer. De nazi's wilden door middel van gigantische schaalvergroting van het terrein en de geplande enorme bouwwerken de grandeur van hun Derde Rijk onderstrepen en aan de wereld tonen. Er werd een centrale paradeweg (de 'Große Straße') aangelegd van 1,5 kilometer lengte en tussen 40 en 60 meter breed belegd met granieten tegels, waarlangs de geplande gebouwen moesten komen te staan. De granieten platen hebben licht- en donkergrijze tinten om alzo de gezamenlijke marcheerrichting aan te geven; de 1,20 m metende vierkante platen hebben een lengte van twee Pruisische ganzenpassen om alzo een groep soldaten beter in het gelid te laten stappen.
De ontworpen en deels gerealiseerde gebouwen en infrastructuur betroffen:
Verder waren er nog faciliteiten zoals het spoorwegstation Märzfeld en grasvelden voor tentenkampen voor de deelnemers aan de partijdagen.
Van 1933 tot en met 1938 werden op het terrein ieder jaar in september gedurende ongeveer een week partijdagen gehouden. Deze werden gekenmerkt door parades, fakkeloptochten, sportevenementen en toespraken door Hitler. Een goed beeld van hoe het eraan toe ging geeft de, met steun van het regime gemaakte, propagandafilm van Leni Riefenstahl Triumph des Willens (1935) over de partijdag van 5 september 1934. De partijdagen van 1938 waren de laatste die de nazi's hielden. De volgende geplande partijdagen, van september 1939, werden afgelast wegens het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog toen Hitler op 1 september 1939 Polen binnenviel.
Na de oorlog werden de restanten van het terrein eerst als vliegveld voor de Amerikaanse luchtmacht gebruikt: de centrale paradeweg 'Große Straße' was, na reparatie van de oorlogsschade, een start- en landingsbaan.
De tribune van het Zeppelinveld van het Reichsparteigelände in Nürnberg brokkelde af vanaf de jaren 60 van de twintigste eeuw. Het stadsbestuur moest daartoe in 1967 een deel van de bouwvallige zuilengalerij afbreken. De tienduizenden toeristen die de gebouwen jaarlijks bezoeken doen dat nu op eigen risico.
Het grootschalige karakter van Ruffs en Speers bouwwerken en de nu nog grote aanwezigheid ervan plaatsen de Duitsers voor een moeilijke gewetensoefening om hoe om te gaan met dit beladen erfgoed dat voortdurend herinnert aan de naziperiode. Het Nürnbergse stadsbestuur werd gewonnen voor het idee om dit patrimonium ondanks de oplopende kosten in stand te houden en in te richten als plek van educatie en herinnering. Daartoe bouwde men in 2001 al een Dokumentationszentrum Reichsparteitagsgelände aan de noordelijk gelegen kop van het congrescentrum dat in 1935 gebouwd werd door architect Ludwig Ruff op het terrein. Aldaar ingerichte tentoonstellingen geven een beeld van de Ursachen, Zusammenhängen und Folgen der nationalsozialistischen Gewaltherrschaft. De symbolisch door het gebouw snijdende glassplinter weerspiegelt de breuk met het beladen verleden. In 2006 plaatste men over het hele terrein informatieborden met uitleg over de geschiedenis van deze plek. Het terrein trekt veel bezoekers; volgens het bezoekerscentrum 275.000 in 2017. In juli 2018 zegde de regering 42,5 miljoen euro toe om het complex in stand te houden en de museumfunctie uit te breiden. Het stadsbestuur en de deelstaat Beieren leggen de andere helft van de benodigde 85 miljoen euro bij.