Kongens Have (Nederlands: De Koningstuin), ook wel de Rosenborg Kasteeltuinen genoemd, is Kopenhagens oudste en meest bezochte stadspark met zo'n 2,5 miljoen bezoekers per jaar. Het wordt gescheiden van een autoweg door de Botanisk Have, de botanische tuin van de Universiteit van Kopenhagen.
In 1606 verwierf Christian IV een stuk land net buiten Kopenhagen om hier een lusthof in Franse renaissance stijl te vestigen. Het relatief kleine paviljoen wat er stond heeft zich in de loop der tijd uitgebreid tot het huidige Rosenborg Slot, een naam die het in 1624 kreeg. In 1634 vergeleek Charles Ogier, destijds secretaris tot de Franse ambassadeur van Denemarken het lusthof met de Tuilerieën in Parijs.
In de eerste helft van de 18e eeuw werd de tuin heringericht door Johan Cornelius Krieger die het zijn huidige Baroque stijl gaf.
In het park zijn verschillende grotere en kleinere gebouwen te vinden, waaronder een zestien kleine poortgebouwen. Verdere gebouwen zijn:
Het Rosenborg Slot, een van Christian IV's vele bouwprojecten, was oorspronkelijk bedoeld als een landelijk zomerhuis in 1606, en werd tot 1707 gebruikt als koninklijke residentie. Sinds 1838 is het slot geopend voor het publiek, en er zijn onder andere de Deense kroonjuwelen tentoongesteld.
De Rosenborgbarakken zijn achter in het park, op de hoek van de Gothersgade en Øster Voldgadeand gevestigd, en bestonden oorspronkelijk uit drie gebouwen en waren ontworpen door Lambert van Haven, die onder andere ook de Vor Frelser Kirke heeft ontworpen. In 1709 werden de gebouwen herbouwd tot een gebouw en in 1743 kregen ze net als de rest van het park hun huidige barokstijl.
Het Herculespaviljoen staat aan het einde van de Kavalergangen en ontleent zijn naam aan het standbeeld van Hercules wat er staat. Het standbeeld wordt geflankeerd door de standbeelden van Orpheus en Eurydice. Alle drie de standbeelden zijn gemaakt door de Italiaanse beeldhouwer Giovanni Baratta en zijn door Frederik IV aan het park toegevoegd na een bezoek aan Italië.