De Dom van Trier (Dom St. Peter) is de kathedraal van Trier en de oudste bisschopskerk van Duitsland. Hij gaat in de kern terug op een Romeinse basilica die vanaf 326 werd gebouwd door de Romeinse keizer Constantijn de Grote. In de 11de eeuw kreeg de dom zijn huidige westfaçade, die de Salische stijl vertegenwoordigt. De dom van Trier staat sinds 1986 op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO.
Keizer Constantijn begon in 326 niet alleen met de bouw van zijn basiliek in Trier, maar ook met de Oude Sint-Pietersbasiliek van Rome, de Graf- en Verrijzeniskerk in Jeruzalem en de Geboortekerk van Bethlehem. Waarschijnlijk werd de kerk in Trier gebouwd op de plaats van het paleis van keizerin Helena, de moeder van Constantijn. Omtrent de Romeinse kerk doen twee theorieën de ronde:
In de tweede helft van de 4e eeuw werd het noordoostelijke deel van de oorspronkelijke kerk afgebroken en werd op de plaats van de huidige dom een vierkant gebouw met een 45 m hoge vieringtoren neergezet. In het midden daarvan stonden 4 bijna 12 meter hoge granietzuilen, elk ca. 65 ton zwaar. Voor het zuidwestelijke portaal van de huidige dom ligt nog een deel van een van die zuilen, die al in de eerste helft van de 5e eeuw neergehaald zijn, in de verwarring van de grote Volksverhuizing. De kerk werd pas in de 6e eeuw door bisschop Nicesius met hulp van “Italiaanse bouwers” hersteld.
Met Pasen 882 werden tijdens een inval van de Noormannen de kerken van het domcomplex in brand gestoken. Onder het bewind van bisschop Egbert (977-993) begon men met een renovatie, die niet werd voltooid. Aartsbisschop Poppo van Babenberg (1016-1047) voltooide deze renovatie. Bovendien kreeg de dom toen zijn thans nog bestaande westwerk: een absis en twee romaanse torens, met op de uiterste hoeken ronde traptorens.
Op het einde van de 12e eeuw werd het oostkoor uitgebouwd. Bij de altaarwijding op 1 mei 1196 werd de reliek van de Heilige Rok in het hoofdaltaar ingemetseld.
In de 12e eeuw werden de Trierse aartsbisschoppen ook keurvorst. Trier werd de hoofdstad van het keurvorstendom tot 1801. De laatste Trierse keurvorst was Clemens Wenceslaus van Saksen (1768-1801).
In het begin van de 16e eeuw werd de zuidwestelijke toren verhoogd om boven de St. Gangolf aan de Grote Markt uit te blijven steken.
In de 18e eeuw werd aan het oostkoor de zgn. Heiligdomskamer gebouwd: een barokke kapel waar de Heilige Tuniek werd opgehangen in een zilveren schrijn. Om vanuit de kerk deze schrijn te kunnen zien werd boven het altaar de oostelijke wand doorbroken. De omranding van de opening werd met veel barok beeldhouwwerk versierd.